Ze was wóest op haar luie collega’s – en toen?
Ze was wóest op haar luie collega’s – en toen?
Verschil maken voor patiënten is het mooiste wat er is
Laatst had ik een sessie met een cliënt, laten we haar Laura noemen, die vertelde dat ze zich groen en geel kan ergeren aan sommige collega’s. Laura werkt in de zorg en daar heeft ze niet zomaar voor gekozen. Ze wordt er gewoon gelukkig van, iedere keer als ze merkt dat ze verschil kan maken voor een patiënt die angstig of verdrietig is. Zorgen voor mensen die het moeilijk hebben, is voor haar het aller-, allermooiste werk dat er is.
Maar niet voor die irritante, luie collega’s
Tenminste, als je het vanuit je hart doet. Als je echt aandacht hebt voor die angstige patiënt, dan weet je wat je kunt zeggen om haar wat rustiger te krijgen. Als je goed luistert naar diegene met verdriet kun je echt troosten, gewoon door er bij te zijn. Gelukkig staan veel collega’s er ook zo in en is het heerlijk samenwerken. Maar Laura heeft ook een paar collega’s die er heel anders in staan. Zodra ze kunnen, pakken ze hun telefoon en gaan ze appen of op Instagram. Ze zitten als eerste aan hun lunch en zullen nooit eens uit zichzelf aanbieden om een ander te helpen. Bloedirritant vindt ze dat. En de manager is geen haar beter, die grijpt niet in, ook al weet ze wat er aan de hand is. Stoom komt uit haar oren als ze erover vertelt.
En die luie ouders en die luie broers…
Heb je dat ook weleens in andere situaties, vroeg ik? Nou, zeker! Op de school van de kinderen zijn het altijd dezelfde ouders die meehelpen en Laura is er natuurlijk een van. En in het gezin ook hè, als er iemand met haar zusje, die een beperking heeft, mee moet naar een doktersafspraak, doet Laura dat altijd. Haar broers geven gewoon niet thuis. Vreselijk irritant.
Logisch toch dat je daar laaiend over wordt?!
Toen we het hier zo over hadden, zag Laura zelf ook wel een patroon. Daar werd ze niet zo blij van. ‘Ik begrijp niet hoe al die mensen met zichzelf kunnen leven als ze gewoon de kantjes er vanaf lopen!’, riep ze uit. Weer zag ik de stoom uit haar oren komen.
Ze kon maar één ding doen
‘Als je je nou eens op jezelf focust in plaats van op alle anderen?’, stelde ik voor. We bekeken het eens van alle kanten en plozen het helemaal uit. Er speelde van alles mee. ‘Laten we eens met één ding beginnen’, zei ik: de boosheid op haar collega’s die niet vooruit te branden zijn. Kon ze daar zelf iets aan doen? Ze zag maar een optie: hen aanspreken. Dat is wel heel moeilijk, vond ze - maar goed, ze wilde niet meer iedere dag boos zijn en dit was het beste wat ze kon doen, hoe eng het ook voelde. We bespraken hoe ze het zou aanpakken en daar ging ze.
Een dappere stap
Twee weken later hoorde ik hoe het was gegaan. Het was haar gewoon gelukt! Ze had zich zo goed voorbereid dat ze rustig kon uitleggen wat haar dwars zat. Bij één van de collega’s viel het kwartje en hij stelde zich daarna gelukkig collegialer op. De anderen hadden er geen enkele boodschap aan en deden precies als altijd.
Wat voelde het goed om het heft in eigen handen te nemen
Wat heeft haar dit nou gebracht? Toen we het erover hadden, ontdekte ze dat het veel beter ging. Ze was heel trots op zichzelf dat ze het gewoon had gedaan. Die trots maakte dat ze zich een stuk sterker voelde; het maakte niet eens meer zo veel uit hoe haar collega’s reageerden. Ze had het heft in eigen handen genomen en eraan gedaan wat ze zelf kon doen. Dat voelde zo krachtig.
Hoe kom jij in actie?
Heb jij ook van die mensen om je heen? Collega’s, of mede-ouders op school, of broers die hun snor drukken? Erger je je daar ook zo enorm aan? Kijk eens naar de situatie en bedenk dan eens wat jij zelf kunt doen om ‘m voor jezelf te verbeteren. Zie dat eens voor je. Wat brengt het je? En hoe voel je je erbij? Ik wens je het lef om die stap te zetten.
Waarover spring jij uit je vel?